Uitgelicht deze maand

Elke maand zetten we de schijnwerper op een museum- of archiefstuk, of werpen we anderszins een blik in het verleden, om zo het vroegere leven in Goirle tastbaar te maken. In juli en augustus van 2016 kijken we naar:

Cornelis de Bont, “den onpartijdighsten en pausgezinden” schepen van Goirle (1707)

Tot de negentiende eeuw hoorden de Heerlijkheden van Tilburg en Goirle bij elkaar en werden ze als een eenheid bestuurd door 7 schepenen; 5 uit Tilburg en 2 uit Goirle. Sinds 1648 was Brabant echter Staats-Brabant. Het stond, om zo te zeggen, onder curatele van de Staten-Generaal, het had geen stem in het landsbestuur, openbare belijding van het katholieke geloof was er verboden en katholieken mochten geen bestuurlijke functies bekleden. Het waren tweederangs burgers. Wellicht twijfelde men aan de loyaliteit van de “pausgezinden”; men kan niet twee heren tegelijk dienen. Toch was Cornelis de Bont, katholiek en “een gebooren Brabander alhier tot Goirle”, tussen 1687 en 1707 schepen namens Goirle in het bestuur van de heerlijkheden Tilburg en Goirle. Waarom? En waarom is hij gestopt in 1707? Lezen we eerst de brief.

de aanbevelingsbrief voor Cornelis de Bont door zijn collega-schepenen (RAT toeg. 3, inv. no. 877)

de aanbevelingsbrief voor Cornelis de Bont door zijn collega-schepenen (RAT toeg. 3, inv. no. 877)

Wij Schepenen ende Regenten van Tilborgh ende Goirle, alle van de gereformeerde Religie, verklaren waar ende waarachtigh te sijn, dat Cornelis de Bont, is een gebooren Brabander alhier tot Goirle, ende den onpartijdighsten pausgesinden, mitsgaders een vande meeste gegoeijdens binnen Goirle, ende uijt dezen hoofde, ende door gebreck van bequamer stoffe der gereformeerde Religie, is geweest schepen van Tilborgh ende Goirle, sedert den jaare sestienhondert sevenentachtentigh, ende dat wij noeijt aan hem anders gevonden hebben, als het gene wij van een eerlijck, ende getrouw Regent soude konnen ofte willen vereijssen, in kennis der waarheijt dese met onse gewoonlijcke signature onderteekent den sesden april seventienhondert seven

[getekend 1707: Otterinck, Scholte, Bles, Van Beest, Van Duijsterenborgh]

Na de tachtigjarige oorlog hadden de Staten-Generaal verordend dat belangrijke bestuurlijke functies aan protestanten moesten toevallen. In het katholieke Tilburg en Goirle waren niet altijd voldoende en geschikte protestanten beschikbaar, niet voor de schepenbank, en niet voor het burengerecht (die de schepenen ondersteunden). In 1660 was daarom bepaald dat een katholiek ook van het burengerecht deel mocht uitmaken als het een “onpartijdighste ende geschickste pausgesinde” betrof. Deze bepaling in het bestuursregelement is welsiwaar nooit in werking getreden, maar tot 1682 had de schepenbank in ieder geval altijd wel een paar katholieken geteld.
In 1687 (“sestienhondert sevenentachtentigh”) wordt Cornelis de Bont, de onpartijdigste pausgezinde van Goirle, tot schepen benoemd. Twintig jaar gaat het goed. Maar dan heeft hij bezwaren tegen zedeloze handelwijzen van Johannes van Voorst, schoolmeester en koster. In een verzoekschrift aan de Staten-Generaal dringt deze Van Voorst vervolgens aan op het ontslag van De Bont vanwege zijn katholiciteit. Geen katholiek in ons bestuur! Weliswaar volgt er nog een rechterlijke verklaring tégen Van Voorst, maar conform het landsreglement wordt ook De Bont ontslagen.

De wraakzucht van een verongelijkte schoolmeester leidt aldus tot het eind van de bestuurlijke carrière van Cornelis de Bont. Blijkbaar heeft hij altijd goed gefunctioneerd. Zijn collega-schepenen schrijven immers een mooie aanbevelingsbrief over de integriteit van De Bont. Zo kan hij duidelijk maken dat zijn ontslag niet te wijten was aan bestuurlijk disfunctioneren (maar aan het ressentiment van een burger).

Details over het bestuur van de heerlijkheden Tilburg en Goirle in deze periode is te vinden in: C. Gorisse (hoofdredactie), Tilburg stad met een levend verleden, Tilburg: Regionaal Historisch Centrum 2001, m.n. p. 136–138.

Met dank aan Gerrit van Heeswijk.

Terug naar boven