Elke maand zetten we de schijnwerper op een ander museum- of archiefstuk om zo het vroegere leven in Goirle tastbaar te maken. Deze maand, mei 2014, kijken we naar:
De oudste schriftelijke vermelding van Goirle (1298)Deze oudste schriftelijke vermelding van de plaatsnaam Goirle staat in de acte waarmee Jan II, hertog van Brabant, Lotharingen en Luxemburg, verklaart dat hij de abt en de kloosterlingen van de abdij van Tongerlo, alsmede al de bezittingen van de abdij onder zijn bescherming neemt. Een belangrijk deel van de acte bestaat uit de opsomming van alle goederen die in het bezit zijn van de abdij. Daarin worden o. a. plaatsen genoemd als Mechelen, Diest, Tienen, Ravels en Turnhout, maar ook de plaatsen Tilburg, Waalwijk, Alphen en Goirle. Goirle is in deze acte gespeld als GORLE. Een andere Tongerlose bezitting in de buurt van Goirle wordt ook genoemd: “sedecim bonnaria pratorum in loco qui dicitur Ludensvort”, oftewel “zestien bunders weiland ter plaatse genoemd Ludensvoort”. De Ludensvoort is een oude beekovergang in de Poppelsche Leij op de plek waar nu Golfclub Landgoed Nieuwkerk ligt. Later komen we de Ludensvoort ook tegen als Luinsvoort. Vroeger spelde men namen zoals ze werden uitgesproken en er bestonden geen eenduidige conventies over de manier waarop bepaalde klanken gespeld werden. De spelling uit 1298 wijkt daarom af van de huidige spellingswijze (die overigens ook archaïsch is, net zoals in Oirschot). Het is daarom ook niet raar dat we na 1298 andere schrijfwijzen tegenkomen: Ghorle (1315), Ghoerle (1316). We hebben geen afbeelding van de acte. Wel twee vermeldingen van de toponiemen Goirle en Ludensvoort op de kaart van Zijnen anno 1760. (Inzoomen op onderstaande afbeelding kan via je browser met of “CTRL +” of “⌘ +”) |
![]() ![]() |
Erens, M.A., De oorkonden der Abij van Tongerloo II, Tongerloo: St. Norbertusdrukkerij 1950, p. 37–40. Vgl. ook: Oorkondenboek van Noord-Brabant tot 1312 II, De heerlijkheden Breda en Bergen op Zoom Tweede stuk (1289-1312), bewerkt door M. Dillo en G.A.M. Van Synghel met medewerking van E.T. van der Vlist, Den Haag: Instituut voor Nederlandse Geschiedenis 2000, p. 1026–1030. |
Terug naar boven |