Thema D
Expositie
In de permanente tentoonstelling van het museum zijn de volgende thema’s uitgewerkt:
THEMA D: Devotionalia |
|
Waar wij nu via boeken, tv, internet, bioscoop, schouwburg, vakanties, wijkcentra, scholen, sportclubs enz. kunnen voldoen aan onze behoeften aan ontmoeting, ontspanning en ontwikkeling en ruimte kunnen geven aan fantasie, artistieke gevoelens enz. waren daar in vroegere eeuwen bijna uitsluitend het geloof en de kerk die deze behoeften vervulden.
Het kerkgebouw moest zo mooi mogelijk zijn en ook in huis en onderweg waren overal tekens van geloof. Het beeld van de strenge kerk waarin veel moest en niks mocht klopte in die tijd zeker niet voor de gewone Brabander. Tot de Franse tijd was het katholieke geloof tegen de protestantse overheersing in blijven bestaan. Het duurde tot 1853 voor er met de totstandkoming van de bisdommen weer structuur in de kerk kwam. Kloosters kwamen en gaven zieken, armen, bejaarden, wezen voortaan de nodige zorg en het Katholieke onderwijs bereikte snel een hoog niveau. Het gaf de mensen perspectief. Het Roomse Leven gaf de mensen een Rijk gevoel. Veel werd zelf geknutseld en de ondanks de armoede aangeschafte ’goedkope’ spullen werden gekoesterd. Tot ca 1960 was het hele leven tot in details doordrongen van het Katholieke geloof, in onze ogen vaak tot in het absurde. |
|
Devotie voor onderweg katholieke tekenen die werden ’gedragen’: |
|
Scapulier: Bij de eerste communie kreeg men (in diverse parochies) een gewijd scapulier, een aantal lapjes stof met elk hun betekenis. Oorspronkelijk was ‘scapulier’ een schouderkleed. Agnus Dei: Een stukje was van een paaskaars uit het Vaticaan, meestal versierd in nonnenkloosters. Naast een opwekking tot gebed beschermde het volgens het volksgeloof tegen onweer, hagel en storm, barensnood, ziekten en brand. Relikwie: Overblijfselen van heilige mensen en voorwerpen werden vereerd. Zo sterk verspreid dat b.v. het heilig kruis wel enorme afmetingen gehad moet hebben gezien het aantal splinters ervan bewaard en aanbeden werd. Rozenkransen: om ook onderweg een rozenhoedje te kunnen bidden. Vaak behangen met bedevaartsmedailles. Sieraden: Het gouden kruisje met zwart koord werd gedragen door Petronella van de Laar, echtgenote van Thomas van Diessen. Vestzakheiligen: Kleine beeldjes in een hulsje. Eremedailles: Broederschap van de Heilige Familie, de Mariacongregatie, St. Annacongregatie, Vincentiusvereniging. Belangrijke clubs tussen 1850 en 1950. Zij hadden hun eigen eretekens (bv. voor 50 jarig lidmaatschap). Een bijzondere medaille is die behorend bij de pauselijke onderscheiding ‘Pro Ecclesia et Pontifice’ De hoogste kerkelijke onderscheiding die aan leken wordt verleend en door Paus Leo XIII in 1888 werd ingesteld. Dit exemplaar is tussen 1888 en1906 opgespeld. |
|
Devotionalia; rechtsonder “het webke” |
|
Devotie voor thuis
De devotionalia die vooral thuis werden aangetroffen, hebben betrekking op godsdienstige verering (de Heilige Familie, Maria, bepaalde heiligen, kruiswegstaties), op gebed (rozenkrans, wijwatersvaatje), met vieringen (kerststal), op de verwerking van lief en leed (het webke, gedachtenisprentjes) e.d. Heiligenbeelden, afbeeldingen, beeldjes, voorwerpen: Mariabeelden, H. Hartbeeld, H. Theresia van Lisieux (1873-1897,Frans), Antonius van Padua (Heilige Antonius, beste vrind zorg dat ik mijn …. vind, ook ‘weerheilige’: men bad tot hem om regen of zon. Werd het gebed niet verhoord dan werd Toontje een tijdje met zijn gezicht naar de muur gezet), Donatus (de donderheilige), Stolp van H. Familie (in de stoffige huizen was een glazen stolp echt nodig), H. Isodoris (patroonheilige van de boeren (1070-1130, Spaans). |
|
Gebed:
Rozenkransen: hingen vaak aan de muur. Er waren diverse soorten: van zilver, aardewerk kralen of pitten. Het rozenhoedje (5×10 weesgegroetjes) werd vaak dagelijks gebeden (zeker in mei en oktober). Er waren ook paternosters met andere aantallen kralen. De middelste is een Mariarozenkrans: 7×7 kralen (De zeven smarten van Maria). |
|
Devotionalia m.b.t. overlijden:
De dood stond veel dichterbij de mensen als nu. Hoge sterftecijfers (gem. leeftijd 35 jaar) maakten van de dood iets wat erbij hoorde: Momento Mori (Gedenk te sterven). Schedels en botten hadden daarom ook niet de lugubere uitstraling van nu. |
|
Bron Tekst voor rondleiders. Heemkundige kring “De Vyer Heertganghen” Goirle |