Thema D

Expositie

In de permanente tentoonstelling van het museum zijn de volgende thema’s uitgewerkt:

  1. Thema A: Historie van Goirle tot ca 1800
  2. Thema B: Historie 19e eeuw en eerste helft 20e eeuw
  3. Thema C: Wereldoorlog II
  4. Thema D: Devotionalia
  5. Thema E: Onderwijs
  6. Thema F: Gilden
  7. Thema G: Kleding

THEMA D: Devotionalia

Waar wij nu via boeken, tv, internet, bioscoop, schouwburg, vakanties, wijkcentra, scholen, sportclubs enz. kunnen voldoen aan onze behoeften aan ontmoeting, ontspanning en ontwikkeling en ruimte kunnen geven aan fantasie, artistieke gevoelens enz. waren daar in vroegere eeuwen bijna uitsluitend het geloof en de kerk die deze behoeften vervulden.
Het kerkgebouw moest zo mooi mogelijk zijn en ook in huis en onderweg waren overal tekens van geloof. Het beeld van de strenge kerk waarin veel moest en niks mocht klopte in die tijd zeker niet voor de gewone Brabander.
Tot de Franse tijd was het katholieke geloof tegen de protestantse overheersing in blijven bestaan. Het duurde tot 1853 voor er met de totstandkoming van de bisdommen weer structuur in de kerk kwam. Kloosters kwamen en gaven zieken, armen, bejaarden, wezen voortaan de nodige zorg en het Katholieke onderwijs bereikte snel een hoog niveau. Het gaf de mensen perspectief.  Het Roomse Leven gaf de mensen een Rijk gevoel.
Veel werd zelf geknutseld en de ondanks de armoede aangeschafte ’goedkope’ spullen werden gekoesterd. Tot ca 1960 was het hele leven tot in details doordrongen van het Katholieke geloof, in onze ogen vaak tot in het absurde.

Devotie voor onderweg

katholieke tekenen die werden ’gedragen’:
Scapulier: Bij de eerste communie kreeg men (in diverse parochies) een gewijd scapulier, een aantal lapjes stof met elk hun betekenis. Oorspronkelijk was ‘scapulier’ een schouderkleed.
Agnus Dei: Een stukje was van een paaskaars uit het Vaticaan, meestal versierd in nonnenkloosters. Naast een opwekking tot gebed beschermde het volgens het volksgeloof tegen onweer, hagel en storm, barensnood, ziekten en brand.
Relikwie: Overblijfselen van heilige mensen en voorwerpen werden vereerd. Zo sterk verspreid dat b.v. het heilig kruis wel enorme afmetingen gehad moet hebben gezien het aantal splinters ervan bewaard en aanbeden werd.
Rozenkransen: om ook onderweg een rozenhoedje te kunnen bidden. Vaak behangen met bedevaartsmedailles.
Sieraden:
Het gouden kruisje met zwart koord werd gedragen door Petronella van de Laar, echtgenote van Thomas van Diessen.
Vestzakheiligen: Kleine beeldjes in een hulsje.
Eremedailles: Broederschap van de Heilige Familie, de Mariacongregatie, St. Annacongregatie, Vincentiusvereniging. Belangrijke clubs tussen 1850 en 1950. Zij hadden hun eigen eretekens (bv. voor 50 jarig lidmaatschap).
Een bijzondere medaille is die behorend bij de pauselijke onderscheiding ‘Pro Ecclesia et Pontifice’ De hoogste kerkelijke onderscheiding die aan leken wordt verleend en door Paus Leo XIII in 1888 werd ingesteld. Dit exemplaar is tussen 1888 en1906 opgespeld.

Devotionalia; rechtsonder “het webke”

Devotie voor thuis

De devotionalia die vooral thuis werden aangetroffen, hebben betrekking op godsdienstige verering (de Heilige Familie, Maria, bepaalde heiligen, kruiswegstaties), op gebed (rozenkrans, wijwatersvaatje), met vieringen (kerststal), op de verwerking van lief en leed (het webke, gedachtenisprentjes) e.d.

Heiligenbeelden, afbeeldingen, beeldjes, voorwerpen:

Mariabeelden, H. Hartbeeld, H. Theresia van Lisieux (1873-1897,Frans), Antonius van Padua (Heilige Antonius, beste vrind zorg dat ik mijn …. vind, ook ‘weerheilige’: men bad tot hem om regen of zon. Werd het gebed niet verhoord dan werd Toontje een tijdje met zijn gezicht naar de muur gezet), Donatus (de donderheilige), Stolp van H. Familie (in de stoffige huizen was een glazen stolp echt nodig), H. Isodoris (patroonheilige van de boeren (1070-1130, Spaans).
Mariadevotie: In elk huis was er op een kast, op een vensterbank enz. wel een speciaal hoekje voor een Mariabeeld. Vooral in de meimaand werden er kaarsjes bij gebrand en bloemen (Madeliefjes bijvoorbeeld, die ook Mariabluumkes heetten) erbij gezet. In de winter vaak een stengel haver met de korrels gewikkeld in zilverpapier.
Kruiswegstatie: De getoonde statie is afkomstig van een kruisweg rond Sintjansgool (Nieuwkerk). Dit is de 8e statie. Nr. 6, 9 en 14 bevinden zich in de westelijke buitenmuur van de potstal. Nadat in de 17e eeuw de kerk onteigend was en geloofsuitingen verboden bouwden de katholieken een kerk net over de ontstane grens bij Steenvoort dat daardoor ook de naam Nieuwkerk kreeg. Ook de Tilburgers bouwden daar een grenskerk. Toen de protestanten een schuurkerk in het dorp tolereerden bleef Nieuwkerk lange tijd een soort bedevaartsplaats.
Congregatie van de H. Familie: Speelde een belangrijke rol in de Goirlese gemeenschap met zijn wekelijkse ‘verplichte’ bijeenkomsten. Zang- en gebedsbundels, medailles en huisvlijt getuigen ervan.
Schilderijtjes: vaak een stukje huisvlijt.
Kruisen: Elke kloosterorde droeg zijn eigen kruis aan een halsketting. Goirle had vier kloosters.
Beeldje, prentjes en munt van Peerke Donders: Deze Tilburger (1809-1887) werkte 45 jaar als missionaris in Suriname, waarvan 27 jaar in een melaatsenkolonie. Goirlenaren gingen massaal ter bedevaart ‘naar het geboortehuis van de Zalige Petrus Donders in d’n Haaikaant’ (Tilburg-Noord).
Foto van Frater Andreas: De fraters van Tilburg en andere vereerders doen nog steeds moeite om de eerbiedwaardige Andreas van den Boer ook zalig te laten verklaren. Zijn schrijn aan de Gasthuisring in Tilburg wordt nog steeds bezocht.
Bedevaartsouvenirs: Voor de meeste mensen de enige reden om een trip of reis buiten hun dorp te maken. Dichtbij: de Hasseltse kapel (Maria), Molenschot (St. Anneke), Esbeek en Enschot (St. Cornelius ofwel Knillis) enz. en verder weg Lourdes, Scherpenheuvel, Handel, Den Bosch en Kevelaer (Maria) enz.

Gebed:

Rozenkransen: hingen vaak aan de muur. Er waren diverse ‘soorten: van zilver, aardewerk kralen of pitten. Het ‘rozenhoedje (5×10 weesgegroetjes) werd vaak dagelijks gebeden (zeker in mei en oktober). Er waren ook ‘ paternosters met andere aantallen kralen. De middelste is een Mariarozenkrans: 7×7 kralen (De zeven smarten van Maria).
Wijwatervaatjes: van steen, hout of metaal. Het gewijde water werd bij de pastoor opgehaald. Bij de kerkingang was er een, maar ook in huis in diverse vertrekken. Naast of in de bedstee moest er een hangen. Na een gebed of betreden van een huis werd een kruisteken gemaakt na de vingers in het wijwater gedoopt te hebben.
Kaars: Joannes den Dooper. De Goirlese kerk is gewijd aan Sint Jans onthoofding. Het gemeentewapen is daarvan afgeleid (Jan Kopaaf). Er was in de jaren 50 en 60 een St. Jansstoet en is nog een St. Jansstraat .
Boeken: Gebedenboeken en missaals (kerkboek waarin men de gebeden van de eredienst kon volgen). Aanvankelijk niet alleen te duur voor een groot deel van de mensen, maar men was vaak ook analfabeet. Pas in het begin van de 20e eeuw werd het volk overspoeld met allerlei gelovige boekwerkjes.
Exvoto: (Latijn: krachtens een gelofte), is een voorwerp geplaatst bij een altaar of een heiligenbeeld in een bedevaartsoord, een kerk of een ander gewijd oord, als dank aan God of een heilige voor een verkregen gunst. Het voorwerp in kwestie is niet noodzakelijk kostbaar en vaak heeft het een uitdrukkelijk verband met de aard van de verkregen gunst.

Devotionalia m.b.t. overlijden:

De dood stond veel dichterbij de mensen als nu. Hoge sterftecijfers (gem. leeftijd 35 jaar) maakten van de dood iets wat erbij hoorde: Momento Mori (Gedenk te sterven). Schedels en botten hadden daarom ook niet de lugubere uitstraling van nu.
Het Webke: Een oeroud gebruik was om een bundel stro verzwaard met stenen (later plankjes) bij het huis van een gestorvene te leggen: Stro was een symbool van de dood en zo’n bundel was mogelijk ook een waarschuwing bij besmettelijke ziekten. Hieruit ontwikkelde zich in de Meijerij het webke (vast gebruik tot ca 1920). Het webke gaf ook informatie over de dode: 10 plankjes voor een man, 6 voor een vrouw en een witte strik voor een kind. De aantallen verschilden van plaats tot plaats.
Rouwschilderijtje: Huisvlijt ter nagedachtenis van Theresia Snels-Beerens (gest.1919).
Bedieningskistje met inhoud. Gebruikt door Thomas van Diessen (1828-1892).
Gedachtenisprentjes: van allerlei aard, vaak bewaard in het Missaal (kerkboek).

Bron

Tekst voor rondleiders. Heemkundige kring “De Vyer Heertganghen” Goirle