Thema A

Expositie

In de permanente tentoonstelling van het museum zijn de volgende thema’s uitgewerkt:

  1. Thema A: Historie van Goirle tot ca 1800
  2. Thema B: Historie 19e eeuw en eerste helft 20e eeuw
  3. Thema C: Wereldoorlog II
  4. Thema D: devotionalia
  5. Thema E: onderwijs
  6. Thema F: Gilden
  7. Thema G: Kleding

THEMA A: De historie tot ca 1800

Het ontstaan van Goirle

Waarschijnlijk is dit deel van Brabant vanaf de prehistorie steeds bewoond geweest. Waar er sprake was van een hoogte in de buurt van een waterloop kon er zich een nederzetting handhaven. Bij het riviertje waren dan beemden, die het vee van gras en hooi voorzagen en van voldoende water. Op de hoogte waren akkertjes en had men een stevige ondergrond voor de huizen.
Rond het jaar 1000 was er de boerennederzetting “Het Hoogeind” later “Dorp aan het Moske” (een stroompje dat in de vorige eeuw geleidelijk in een riool verdwenen is). Dit museum en enkele boerderijen getuigen nog van deze heerdgang.
In het oosten lag aan de Ley de nederzetting “Abcoven” waar ook een ridderlijk slot gestaan heeft.
In het noordwesten lag de heerdgang “Het Ven” aan de Oude Baan.
De nederzettingen hadden vaak een driehoekige vorm. Deze Frankische Driehoeken zien we bijvoorbeeld nog in Tilburg (Korvel, Hasselt) en in Riel (Zandeind). Op het plein werd het vee bij elkaar gezet. Rond 1100 kwam er bij een grote linde op een Hovel aan de Ley (Germaanse Offerplaats?) een Quarta Capella, behorend bij het bisdom Luik. In 1450 werd er een kerk omheen gebouwd. Deze werd in 1895 vervangen door de huidige St.Jan. Hier ontstond de vierde heerdgang “Kerk”.
Geleidelijk ontstonden ook andere boerengehuchtjes (o.a. Brem en Bakertand) en werden de verbindingswegen volgebouwd. Maar halverwege de 20e eeuw zijn op de plattegrond de Vyer Heertganghen nog duidelijk herkenbaar.
De naam Goirle (op allerlei manieren gespeld) verschijnt in de archieven in de 13 e eeuw en betekent: moeras (goor) en bos (loo).
In ruil voor een geldlening verpandde hertogin Johanna van Brabant een deel van Midden-Brabant aan Pauwels van Haestrecht, Heer van Loon op Zand. Zo ontstond de Heerlijkheid Tilburg en Goirle.
Vijf adellijke families (zie de glas-in-loodramen met de familiewapens in de bestuurskamer) hebben het gebied in bezit gehad tot Napoleon daar een eind aan maakte en zo werd Goirle in 1803 een zelfstandige gemeente met 900 inwoners.

Glas in loodramen van de adellijke families

Veel informatie over het oude Goirle is te vinden op de volgende landkaarten waarvan kopieën in het museum zijn opgehangen:

Kaart Diederik Zijnen
In 1732 gaf de Heer van Tilburg en Goirle, Gijsbertus Graaf van Hogendorp landmeter Daniel Verhoeven opdracht het gebied in kaart te brengen.Diederik Zijnen vervaardigde daarna in 1760 een kaart van 3.15 m bij 4.15 m die in het Kasteel van Tilburg (Hasselt) kwam te hangen. Hij is opgebouwd uit 30 vellen (in zeer slechte staat, onlangs ingescand en gedigitaliseerd). Hier hangt een kopie van een nagetekend exemplaar gemaakt in 1963.
Detail Kaart Diederik Zijnen
Kaart van Brabant
Brabant was een zee van heide, zandverstuivingen en veel drassige gebieden (Namen: Goor, Mortel, Hees, Ven, Wildert, Berg, Hovel enz.). Behalve bij de nederzettingen en enkele landgoederen (Gorp) was het een grote boomloze vlakte. Tot de aanleg van de Poppelse weg (1853) ging het vrachtverkeer naar België via de Watermolenstraat en via de Roovert waar het douanekantoor bij de Ley stond, die daar de grens vormt ( zie de maquette).
Beekdalen en de zandverstuivingen waren voor karren vaak onneembare barrières.
Detail Kaart van Brabant

Het stenen tijdperk

Voor deze omgeving blijven de vondsten die getuigen van menselijke activiteiten beperkt tot het Neolithicum (van 4300 tot 1700 voor Chr). Steen werd al dan niet bewerkt gebruikt voor allerlei doeleinden: bereiding van voedsel, schoonschrapen van dierenhuiden, houtbewerking, jacht, enz.
Hoewel er slechts sporadisch iets aangetroffen wordt van voorwerpen die gemaakt werden van hout, bot, leer enzovoort, zijn die er wel geweest en waren de volkeren die hier leefden minder primitief als de stenen voorwerpen misschien doen vermoeden. Er zijn werktuigen gevonden van vuursteen, een vuistbijl, vuiststenen, pijlpunten, resten van beitels en een maalsteen.
Tot in de 19e eeuw werden de zwerfkeien voor allerlei doeleinden gebruikt. De staande balken van de huizen rustten op een fundament van keien.

Bodemvondsten

Bij het in kaart brengen van de oude geschiedenis zijn bodemvondsten de belangrijkste informatiebron. De bodem van Goirle lag (en ligt) bezaaid met aardewerk (vaak scherven) die het zeer waarschijnlijk maken dat de streek vanaf de bronstijd altijd bewoond is gebleven. Het museum beschikt over een aantal urnen, maar ook over een grote hoeveelheid scherven:

Urnen gevonden in de bodem van Goirle

Urnen die door het bewerken van de bodem vernield zijn maar ook kapotte vaten, kommen en schalen die werden weggegooid. Deze zijn vaak het enige wat uit bepaalde perioden niet vergaan is in de bodem. Het museum beschikt over een groot aantal scherven uit diverse perioden: Germaanse urnen maar bv. ook Gallo-Romaanse.

Overblijfselen van woningen en sporen van bewoning

Er zijn talrijke sporen van bewoning gevonden(bodemverkleuringen die de plaats van houten palen aangeven en potscherven), verder is zo’n beetje alles vergaan behalve wat zich onder de grondwaterspiegel bevond. Hoe de huizen van de ‘gewone man’ er tot ca 1800 uit gezien hebben is niet zo duidelijk. Mogelijk plaggenhutten, vaak ‘een-kamer-huisjes’. Geen fundering, een skelet van balken, daarop een strodak en wanden van fitsel (gevlochten wilgentwijgen bestreken met leem). Men kon dus ook in letterlijke zin eenvoudig ‘verhuizen’. In betere tijden kwam er soms een schoorsteen. De stenen werden in de buurt gebakken in veldovens.
Toen in de 19e eeuw iets meer welvaart, vervoer en handel ontstond, ontstonden pas de ‘oude’ stenen wevershuisjes en langgevelboerderijen.
Vermeld moet nog worden dat men het woord ‘recycling’ niet kende maar men hergebruikte alle bouwmaterialen wat datering en herkomst erg moeilijk maakt. Zo heeft dit museumgebouw enkele oeroude balken en oude stenen.
Er zijn voorbeelden te zien van turfsteen, gebruikt voor binnenwanden (prima lichtgewicht isolatie), zongebakken stenen, afkomstig uit een schoorsteen hier in het museum (Het was ooit een bakoven).
De term moet eigenlijk zijn ‘zongedroogde stenen’ en echte bakstenen. Siertegels (vloer-haardtegels) zijn gevonden bij de rijkere boeren en uiteraard was de kerk het eerste gebouw dat betegeld werd.

Bijzondere vondsten

Grafheuvels Regte Heide
De heuvelgroep werd ‘De vijfberg’ genoemd. In 1935 ontdekte Dr. A. van Giffen nog een zesde exemplaar. De wijze waarop de heuvels toen door de universiteit van Groningen zijn onderzocht ziet men bij de kleine maquette. Er zijn sporen van tenminste 16 graven in de heuvels ontdekt.

Maquette grafheuvels Regte Heide
De grafheuvels waren veelvuldig ‘geplunderd’ door nieuwsgierigen, maar waarschijnlijk ook omdat bijvoorbeeld brons nu eenmaal een zeldzaam kostbaar materiaal was. De heuvels waren opgebouwd uit plaggen die aangeven dat het gebied toen al een heide was.Wie bouwden deze heuvels? De verschillende soorten graven duiden erop dat er misschien wel meerdere volkeren betrokken waren. Het kringgreppelgraf heeft alleen soortgenoten in Zuid-Engeland (bij Stonehenge ) en ook het tin (in het brons) is daarvan afkomstig. Een stuk bronzen bijl daarentegen stamt waarschijnlijk uit Duitsland.

De bedoeling van de paalkransen (voor wat het waard is):

  • Een soort afbakening om boze geesten buiten te houden (of binnen);
  • Er werd een soort dodenhuis gebouwd: een heuvel heeft een palenkrans met twee min of meer vierkante palen (de deur?);
  • Op de palen kwamen dwarsbalken (denk aan Stonehenge);
  • De grafheuvels zijn in 1980 gereconstrueerd in de toestand uit de eerste periode en zijn een beschermd archeologisch rijksmonument.
Waterputten

Rossenput

In de put is de volgende opbouw gevonden:
– onderin het filter (de wielvelgen) met daartussen een vlechtwerk
– daarboven een putkuip van duigen (ca 120 cm), vindplaats velgen: De Hellen bij aanleg Sporthal; vindplaats duigen: Van Malsenstraat
– omgekeerde graszoden bij elkaar gehouden door wilgentakken vormden de bovenkant van de put.
Tot ver in de 19e eeuw (cementen putringen) bleef deze manier van putten bouwen in gebruik.
In september 1940 verscheen een ‘wetenschappelijk’ artikel in ‘Het Nieuwsblad van het Zuiden’: In de Mortel zouden de resten van een schip met een scheepsroer zijn gevonden. De Mortel was zoals vele delen van Goirle erg moerassig, maar dit lijkt niet waarschijnlijk. Het scheepsroer is bijna zeker dus een ladder waarmee men in de put afdaalde om de bodem uit te baggeren.

Duiker
Van twee uitgeholde halve boomstammen maakte men een buis om zo een dam over een sloot of waterloop te kunnen maken.

Boomput; vindplaats Grote Akkers

Bron

Tekst voor rondleiders. Heemkundige kring “De Vyer heertganghen” Goirle